Meerdere werkgeverswisselingen door contractwisselingen als bedoeld in artikel 38 cao, leidt tot opvolgend werkgeverschap.1 Daardoor is er voldaan aan het ‘zodanige banden criterium’ 2 en heeft de werknemer (1973) recht op een transitievergoeding vanaf de branchedatum. Dat heeft de kantonrechter beslist.
Dienstjaren
Een schoonmaakmedewerker en zijn werkgever (zij is door een contractwisseling per 1 januari 2019 de werkgever van de schoonmaker geworden) hebben een geschil gekregen over de berekening van de transitievergoeding. Het geschil gaat over het meetellen van dienstjaren bij vorige werkgevers.
In artikel 7:673 BW is sinds 1 juli 2015 geregeld welke maatstaf daarvoor geldt. De Hoge Raad heeft in het Constar-arrest beslist dat die maatstaf niet geldt voor werkgeverswisselingen die voor 1 juli 2015 hebben plaatsgevonden. Daarvoor geldt de oude ‘proeftijdachtige’ maatstaf van het arrest Van Tuinen-Wolters. Het geschil gaat over de toepassing van die maatstaf die ook wel het ‘zodanige banden’ criterium wordt genoemd.
De schoonmaker heeft in zijn dertigjarige loopbaan in de schoonmaakbranche ongeveer tien verschillende werkgevers gehad. Op zijn loonstroken staat 2 augustus 1993 als ‘branchedatum’.
Transitievergoeding
Beide partijen hebben ook een geschil over het meetellen van de toeslagen van artikel 5 van hun arbeidsovereenkomst voor de berekening van de transitievergoeding. Ze hebben de kantonrechter gevraagd een oordeel te geven over hun geschilpunten en de hoogte van de transitievergoeding van vast te stellen.
Volgens de werkgever moet de schoonmaker niet alleen aantonen dat zijn loopbaan in de schoonmaakbranche nooit onderbroken is geweest, maar ook van alle werkgeverswisselingen van de afgelopen dertig jaar bewijzen dat steeds sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap of overgang van onderneming. Ze betwist dat hij heeft aangetoond dat bij alle werkgeverswisselingen voor 1 juli 2015 sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap in de zin van het arrest Tuinen-Wolters of overgang van de onderneming. Ook wordt betwist dat hij sinds 1993 steeds als werknemer bij een werkgever in de schoonmaakbranche in dienst is geweest. De reden voor die laatste betwisting is een registratie in de administratie van het UWV. Die registratie rechtvaardigt volgens de verweerder het vermoeden dat de schoonmaker een tijd niet heeft gewerkt.
Bewijsstukken
De kantonrechter neemt echter voor juist aan dat de schoonmaker vanaf 2 augustus 1993 onafgebroken in de schoonmaakbranche heeft gewerkt.
Gelet op de loonstroken en de verklaring van de schoonmaker oordeelt de kantonrechter dat de registratie bij het UWV ofwel onjuist is, ofwel niet de conclusie rechtvaardigt dat het dienstverband ooit is onderbroken.
Om de vraag of voor de berekening van de transitievergoeding is voldaan aan het ‘zodanige bandencriterium’ bevestigend te kunnen beantwoorden, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat de nieuwe werkgever de gelegenheid had om kennis te nemen van de door de oude werkgever verzamelde gegevens omtrent het functioneren van de betrokken werknemers.
Bij de contractwisselingen in de schoonmaakbranche is die gelegenheid er altijd. De oude en nieuwe werkgever kunnen voorafgaand aan een contractwisseling informatie uitwisselen over de overgenomen werknemers. Artikel 38 van de cao verplicht de oude werkgever om informatie over de overgenomen werknemers te geven. Dit betreft een duidelijke informatieverplichting. Dit betekent dat de nieuwe werkgevers steeds de gelegenheid hadden om de gewenste personeelsgegevens en -dossiers van de werknemers in te zien.
Dat de nieuwe werkgevers in de praktijk waarschijnlijk geen gebruik hebben gemaakt van deze gelegenheid en een ‘due dilligence- onderzoek’ achterwege hebben gelaten, omdat ze hoe dan ook verplicht waren de werknemers over te nemen, komt voor rekening van die werkgevers.
Conclusie transitievergoeding
Uit het voorgaande volgt dat het dienstverband van in het kader van de berekening van de transitievergoeding is aangevangen op 2 augustus 1993. Tussen partijen is niet in geschil dat zijn dienstverband per 25 mei 2024 is geëindigd. Verder is vast komen te staan dat het loon van de medewerker, dat moet worden meegenomen bij de berekening van zijn transitievergoeding, bestaat uit: zijn basisloon, zijn eindejaarsuitkering, de toeslag voor ‘overwerk’ voor tien uur per week en de VET-toeslag.
Partijen zijn het erover eens dat de transitievergoeding met inachtneming van deze uitgangspunten 40.433,25 euro bruto bedraagt. De kantonrechter zal voor recht verklaren dat dit de transitievergoeding is waar de schoonmaker recht op heeft.
1. Volgens de maatstaf van het arrest Van Tuinen Wolters (ECLI:NL:HR2012:BV9603).
2. Voor werkgeverswisselingen die voor 1 juli 2015 hebben plaatsgevonden, geldt de oude ‘proeftijdachtige’ maatstaf van het arrest Van Tuinen-Wolters. Het geschil gaat over de toepassing van die maatstaf die ook wel het ‘zodanige banden’ criterium wordt genoemd.
Bronnen:
- ECLI:NL:RBMNE:2024:4736
- Hoge Raad 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2905, Constar.
- Hoge Raad 11 mei 2012, ECLI:NL:HR2012:BV9603, Van Tuinen/Wolters.
Tekst: van de redactie