De invoering van de Participatiewet heeft nauwelijks geleid tot verhoging van de baankansen, zoals wordt beoogd met de wet. Voor de grootste groep, de klassieke bijstandsgerechtigden, is er amper een verschil. Voor mensen die het recht op toegang tot de sociale werkvoorziening verloren, daalde de kans op werk. Voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen stegen de baankansen. Hun inkomenspositie verslechterde echter en het gaat vaker om tijdelijk werk. Dit blijkt vandaag uit de eindevaluatie van de Participatiewet door het SCP.
Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau zijn de tegenvallende resultaten onder andere te wijten aan opstartproblemen bij de gemeenten. Zij kregen taken van het Rijk overgeheveld en moesten wennen aan deze taken en een nieuwe doelgroep. Daarnaast zijn de problemen die de wet zou moeten oplossen ook structureel van aard. Aannames in de wet blijken niet de kloppen met de praktijk. Zo is niet iedereen in staat om te werken en heeft de overgang van verschillende wetten naar één Participatiewet niet geleid tot minder complexiteit. Verder is een deel van de doelgroep niet in beeld.
Een ander probleem is de wijze van financiering binnen de wet. Gemeenten ontvangen van het Rijk middelen om mensen die onder de Participatiewet vallen naar werk te begeleiden. Die middelen zijn vrij te besteden. Als gemeenten op uitkeringen besparen, mogen ze het restant houden en ook vrij besteden. Dit prikkelt gemeenten om hun inspanningen bewust te richten op de meest kansrijke groep binnen de totale doelgroep.
Effect van inzet instrumenten Participatiewet door gemeenten is beperkt
Gemeenten en werkgevers kunnen verschillende instrumenten inzetten om mensen naar werk te begeleiden, bijvoorbeeld proefplaatsing, jobcoach, loonkostensubsidie of no-riskpolis. Een meerderheid van de werkgevers is echter niet op de hoogte van het bestaan van deze instrumenten. De instrumenten zijn volgens werkgevers een voorwaarde om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, maar zijn op zichzelf niet voldoende om plaatsingen te realiseren. Voor een succesvolle match is namelijk de persoonlijke en continue inzet van alle betrokkenen in de volle breedte van het proces cruciaal.
Niet iedereen in staat om te werken
Het uitgangspunt van de Participatiewet was de gedachte dat mensen die een uitkering ontvangen betaald werk kunnen en willen verrichten, mits dat onder de juiste omstandigheden gebeurt. Volgens gemeenten is een groot deel van de doelgroep echter niet binnen afzienbare tijd in staat om te werken. Ruim 60% van de brede doelgroep van de Participatiewet geeft zelf ook aan niet in staat te zijn om te werken. De helft van hen verwacht dat in de toekomst wel te kunnen. De andere helft denkt nooit meer te kunnen werken, vooral vanwege gezondheidsklachten. De mogelijkheid om aan het werk te gaan, is daarmee niet toegenomen sinds de invoering van de Participatiewet.
Minder kans op baan voor doelgroep Wsw
Van de wachtenden van eind 2014, die te maken kregen met de Participatiewet, kwam 39% in de vier daaropvolgende jaren aan het werk. Van de wachtenden in eerdere jaren, die bleven vallen onder de Wsw, was dit 55% tot 63%. Als men een baan vond, betrof dit in 52% van de gevallen een baan voor minimaal één jaar. Voor invoering van de Participatiewet was dit zo’n 70%. Ze zijn daarbij ook vaker afhankelijk van een uitkering om in hun levensonderhoud te voorzien. Onder de wachtenden van 2014 zijn echter minder werkenden te vinden die vier jaar later geen uitkering hebben (42%) dan onder die van 2010-2013 (47% tot 55%).
Klassieke bijstandsgerechtigden: nauwelijks groei in baankansen en vast werk
De klassieke bijstandsgerechtigden zien de baankansen nauwelijks verhoogd sinds de invoering van de Participatiewet. Hun baankansen waren laag vóór invoering van de Participatiewet (7%) en zijn dat sindsdien ook gebleven (8%). De kans om uit te stromen uit een bijstandsuitkering is eveneens maar iets gestegen: van 15% naar bijna 16%. Ook voor deze doelgroep geldt o.a: minder banen voor ten minste een jaar, minder vaste contracten, meer kleine banen tot 20 uur per week. Dat zien we ook terug in de schoonmaak, dat bekend staat als branche als integratiemotor van de Participatiewet. Doordat contracten te klein zijn, verslechtert de inkomenspositie van bijstandsgerechtigden. Structureel meer werk is de oplossing, maar dat blijft lastig.