Ik word oud denk ik, want wanneer ik aan de ISSA/Interclean denk dan word ik melancholisch. Ik denk aan zo’n 20 à 30 jaar terug met een beperkt aantal hallen in de RAI en waar de handel en de schoonmakers elkaar makkelijk konden vinden.
Erwin van den Eijnde is directeur van Militex, (private label) fabrikant van reinigingsmiddelen. www.militex.nl
Je wist dat op de laatste dag er een groot aantal bussen met schoonmakers en schoonmaaksters werden “gelost” en dat deze het bezoeken van de beurs als een uitje zagen. Pennen en aanstekers – ja toen mochten we nog roken – verdwenen als sneeuw voor de zon en we hadden het “toen was geluk nog heel gewoon”-gevoel.
Maar was het toen ook allemaal veel beter of is dit alleen maar een gevoel? Als ik eerlijk ben denk ik het niet, want we vergeten snel wat niet goed was. In de loop der jaren zijn er veel zaken in de schoonmaakbranche ten goede gekeerd en zeker als je mijmert over het verleden vergeet je dat wel eens. Een paar zaken op een rijtje van de zaken die wezenlijk zijn verbeterd.
Kent u hem nog: de oude mop systemen? Geen enkele schoonmaker had de behoefte om nog naar de sportschool te gaan; die dingen waren zo zwaar te hanteren dat de spiermassa snel groeide. Het nadeel was dan ook dat de rug snel versleten was.
Stofzuigers waren zoals de Twenten zeggen “echte huilbezems”. Treffender kon je het niet zeggen, menig vliegtuig was stiller en hemel en aarde verging als je het ding liet doen waarvoor het gemaakt was, zuigen. En dat deden ze ook nog eens matig of ze zogen de spijkers uit het tapijt.
Reinigingsvloeistoffen met zware oplosmiddelen, chloor, fenolen, soda, azijn en ander lekkers waarvan alles tot op het bot schoon wordt. Veiligheid was geen issue, schoon wel en de schoonmaker wist ook niet beter.
Desinfectie middelen: een lekkere scheut chloor of cresolzeep doet wonderen! En dat niet alleen: de bacteriën die het loodje legden was niet echt spannend. Handdoeken en staafzeep in de scholen en de ziekenhuizen. Niets weggooien, maar zo nu en dan wassen. Uiteraard wel in de kookwas en dan gewoon weer gebruiken.
De zeepbol op de ijzeren staaf ging lekker lang mee, maar functioneerde als een ware biotoop. Een klein ecosysteempje met Jurassic Parc-achtige eigenschappen.
Werkkarren, logge zware dingen waar maar weinig mee kon behalve hard werken en hard duwen. Zo komen die dingen dus aan hun naam “werkkarren”.
Houten bezems en trekkers. Zwaar, ongemakkelijk en de trekkers waren gemaakt van een sponsachtig weefsel waar van alles in groeide en bloeide.
Alles was vroeger niet beter. We werken nu veiliger, efficiënter, sneller en doelmatiger. Er is een kleurcodering die ervoor zorgt dat er minder fouten worden gemaakt en de middelen die we gebruiken bevatten de juiste veiligheidsgegevens of zijn bij de goede fabrikanten veilig van huis uit. Een werkkar is een gemakswagen geworden al dan niet met lichtmetalen wielen en de huilbezem is
een snorzuiger geworden.
Het was vroeger wel overzichtelijker dankzij de eenvoud aan systemen. Dus nu de wandelschoenen aan en op zoek naar die systemen die teruggaan naar de basis van schoonmaken, met het goede van vroeger en het gemak en de voordelen van de hedendaagse materialen.